Gelderloos over democratie en anarchie


donderdag 31 mei 2012

Afgelopen woensdagavond hield Peter Gelderloos, anarchist uit de VS en schrijver van intussen al een flinke reeks boeiende teksten, een fascinerend betoog op een informatieavond in Nijmegen. De bijeenkomst was belegd door de mensen van de gloednieuwe Anarchistische Bibliotheek Nijmegen, die intussen van een fraaie naam is voorzien: De Zwarte Uil. In zijn inleiding, “Democracy as Totalitarianism”, zette uiteen waarom volgens hem democratie – als zodanig, niet alleen de parlementaire vertoning die onder die naam schuilgaat – in strijd was met het soort vrijheid en zelforganisatie die anarchisten voorstonden. Een prikkelende stelling – en één die zeer serieuze overweging verdient. Helemaal eruit ben ik nog niet. Maar ik ben geneigd het voor een zeer aanzienlijk deel met Gelderloos eens te zijn.

Aantekeningen van de lezing heb ik niet gemaakt; wat volgt is een reconstructie uit mijn geheugen van het verhaal, met wat eigen kanttekeningen en observaties eromheen en er tussendoor. Gelderloos begon met een soort van tegenstrijdigheid. In Noord-Afrikaanse landen als Tunesië en Egypte kwamen mensen in opstand, voor meer democratie, zo was althans het beeld. Welnu, in landen als Nederland ís al democratie, dus dan ligt de reactie voor de hand om te zeggen: okay, ze willen wat wij hebben, kom bij de club, en dat is dat. In werkelijkheid was de reactie anders – alsof ze iets wilden dat we hier nog niet hadden. Kort daarop kregen we de Indignados in Spanje, en vervolgens Occupy. Het bleek dat in democratische landen, net als in dictatoriale, mensen voor vrijheid revolteerden. Hoe kan dat, als er al democratie is? Actievoerders redeneerden vaak: we willen niet déze, gebrekkige, democratie. We willen échte democratie, we willen directe democratie. Maar het probleem – aldus Gelderloos – is dat die notie van ‘echte’ en ‘directe’ democratie’ geen recht doet aan een diepgaand vrijheidsstreven. Via een achterdeur krijg je de representatieve democratie terug. Dat heeft te maken, niet met misbruik va het democratische ideaal, maar met dat ideaal zélf: nog altijd een vorm va sociale beheersing.

Democratie als idee dateert uit de Griekse oudheid – en refereert aan de democratie van slavenhouders, van een weliswaar grote minderheid van bezittende burgers, maar toch een minderheid. Het democratische idee dook na de middeleeuwen opnieuw op – en ook toen was het een elite-project. In de middeleeuwen had je territoriale staten: hun macht ontleenden ze aan grondgebied, en dus verovering. Die oorlogen kostten geld, staten hadden kapitaal nodig, handelaren – mensen met geld – werden belangrijker. Die wilden echter zélf de macht, uit de handen van de aristocratie. In dezelfde tijd was er veel volksverzet, boerenopstanden en dergelijke. Het democratische idee combineerde die twee dingen: het gaf de ambitie van de opkomende zakenlieden de vorm, de pretentie, van het streven naar zeggenschap van ‘het volk’. D opstandigheid van de bevolking werd benut, als middel voor een nieuwe elite om de oude te verdrijven onder gloedvolle bevrijdingsleuzen.

Het idee was dus niet dat het volk daadwerkelijk vrij werd: de macht moest veilig in elite-handen blijven. Dus zag je democratische theoretici worstelen met de vraag hoe je de toenemende volksinvloed in de staat moest combineren met allerlei remmen zodat de echte macht gereserveerd bleef voor de top. Eén van de middelen was: bevolkingsgroepen pas tot het politieke spel toelaten als ze voldoend waren ‘opgevoed’. Mensen moesten ‘rijp’ gemaakt worden voor democratie, een soort beschavingsoffensief da vergelijkbaar is met de koloniale pretenties om beschaving aan de inboorlingen’ te brengen. Tot zover eventjes Gelderloos

Ik denk dat zijn redenering steek houdt hier, dat democratie inderdaad ongeveer zo is ontstaan en heeft gefunctioneerd; als legitimatie van de opkomende burgerlijke klasse die haar macht camoufleert als volksmacht. Ook klopt het, zoals hij ook aangaf, dat met de groei van democratie tegelijk de rol van de staat – en haar macht – enorm groeide. Ja, democratie in deze zin hééft iets totalitairs. Maar hij miskent wel de breedte van de democratische bewegingen. De twee theoretici die hij noemde – John Locke en James Madison – waren inderdaad mensen die op een teveel aan volksinvloed de rem wilde zetten. Maar Locke noemde zich volgens mij geen eens democraat. Madison is één van de grondleggers van d Amerikaanse grondwet, en mede dankzij hem zitten daar dus allerlei remmingen op directe volksinvloed in: een zeer elitair opgezette Senaat, een Hooggerechtshof dat volksvertegenwoordigers terug kan fluiten als ze teveel naar het volk en te weinig aar de elite luisterden. Een collega-grondwetsmaker, John Jay, zei het openlijk: “het land dient bestuurd te worden door degenen die het bezitten”, een citaat dat Noam Chomsky nog wel eens is aangehaald. Maar dit slag lieden kreeg tegenspel van andere mensen, radicaler democraten, mensen die een veel directer volksinvloed – zolang het volk wit was, geen slaaf en ook geen Native American… – wilden. Mensen als Thomas Jefferson. En de notie dat democraten vooral bang waren voor ‘mob rule’, de macht van de meute, is voor Jefferson aanzienlijk minder juist. Van hem is de opmerking dat het volk maar beter eens in de dertig jaar een revolutie kon maken, om te voorkomen dat regeerders kapsones kregen en tirannen werden. Je kunt Jefferson – zelf slavenhouder, en als president verantwoordelijk voor oorlog en verdrijving van Indiaanse volkeren – hypocrisie verwijten, maar hij keek toch heel anders tegen volksinvloed aan dan Madison.

Meer algemeen functioneerde het begrip ‘democratie’ trouwens in die tijd ook zoals nu het begrip ‘anarchie’ in de burgermond nu functioneert: als synoniem van iets extreem-gezagsondermijnends, iets dat je niet moet willen. En er waren ook lui die zich aanduidden als democraat en juist wél oog hadden voor de noden van de mensen uit armere klassen. Thomas Paine bijvoorbeeld – en Karl Marx, die wel eens zei dat de rol van de communistische beweging was om te opereren als “extreme democraten”, als uiterste linkervleugel van de toenmalige democratische bewegingen. Deze lui – vooral Marx – kun je verwijten dat ze de staat niet onderkenden als een despotisch en daarom voor emancipatie onbruikbaar ding. Maar het verwijt dat democratie slechts een dekmantel was voor burgerlijke ambitie, is op Paine en Marx veel niet echt van toepassing. Gelderloos’ kritiek raakt lang niet alle democratische grondleggers op dezelfde manier en in dezelfde mate. Hij gaat in zijn historische schetsen hier te kort door allerhande bochten.

Terug naar het verhaal van Gelderloos. Na het ontstaan van democratie als ideaal te hebben geschilderd, behandelde hij dat idee van Echte Democratie, met name zoals dat in de pleinbezettingen va de Indignados in Spanje functioneerde. Hij was daar in Barcelona zelf bij betrokken, hetgeen zijn vertelling hier extra overtuigend en boeiend maakte.(2) Hij schetste hoe er vanuit een centrale assemblee – met vele duizenden deelnemers al snel on hanteerbaar als direct besluitvormingspunt – een structuur van commissies en subcommissies ontstond, waarin besluiten werden voorbereid, en die groen licht moesten geven voor de assemblee als geheel er over ging. Hij schetste hoe daarmee het besluitvormingsproces verregaand ondoorzichtig werd, en vooral ook ontoegankelijk tenzij je eindeloos tijd had en vooral en kick kreeg van procedures en bevoegdheden. Maar omdat er vastgehouden werd aan het idee van democratie – het volks neemt de besluiten – werden initiatieven van kleinere groepen verstikt, omdat en voor zover die geen groen licht fvan het Volk – via die steeds bureaucratisch geworden assembleestructuur hadden gekregen.

Anarchisten in Barcelona reageerden verschillend.. Een deel bewoog zich binnen de centrale assembleestructuren, om er het beste van te maken. Een ander deel bevond zich vooral aan de rand van het plein in Barcelona waar zich dit alles afspeelde, en betrok zichzelf daar bij veel spontanere en kleinschaliger initiatieven. Het werd hen duidelijk hoe verstikkend en absurd het was als elke vijftig of honderd mensen die zelf iets wilden doe, eerst de mallemolen van besluitvorming – via een commissie, die het met behulp van subcommissies uitwerkt, terugbrengt naar de assemblee, die er in consensus over beslist zodat twintig mensen die willen dat het voorstel wordt aangehouden voor nader beraad de zaak ook o eens kunnen stopzetten – moesten doorlopen. Waarom de assemblee niet ongebouwd tot louter een plek om voorstellen uit te wisselen, informatie te delen – en verder ieders vrijheid te respecteren om gewoon actie te ondernemen? Omvorming van de assembleestructuur in die richting -de centrale assemblee als enkel nog een uitwisselpunt, maar niet meer als overkoepelend besluitvormingsorgaan – werd als voorstel ingebracht. Na veel gedoe was daar een meerderheid van tachtig procent voor. Maar enkele tientallen autoritaire socialiste wilden er niet aan, het besluit werd voor nader beraad aangehouden… Natuurlijk waren anarchisten samen met wie wilde allang overgegaan d tot meer decentrale acties, met name in de wijken. De blik naar de centrale assemblee als plek van waaruit over het grote geheel besloten diende te worden, was precies de wijze van kijken en doen die strijdig bleek met een werkelijk anarchistische manier, met het streven naar vrijheid en zelforganisatie, zoals Gelderloos het formuleerde. Voor hem staat dus die zelforganisatie en die vrijheid als doel tegenover democratie, zelfs van directe democratie. Die laatste – met haar hang naar een centraal besluitvormingscentrum, botst met het idee dat je gewoon gaat doen wat je nodig vindt, samen met degenen die daar ook iets voor voelt. Toestemming vragen aan een overkoepelende assemblee is erkennen dat die assemblee een soort gezagsfunctie heeft. In feite is – zo zei Gelderloos het niet helemaal, maar zo interpreteer ik het – een assembleestructuur met een centrale assemblee als spil van besluitvorming, een soort staat, een soort regering. Van directe democratie naar representatieve democratie is van zoiets uit vrijwel onvermijdelijk, net als de bureaucratische rimram die Gelderloos mooi liet zien.

Ik denk dat deze hele redenering steek houdt. Wel vraag ik mij af – en dat heb ik ook in de discussie ingebracht – of het niet ook een kwestie van woordgebruik is. Je hoort anarchisten hun idee van zelforganisatie wel eens uitleggen als rechtstreekse democratie, directe democratie waar je woont, werkt en leeft. Ik heb zoiets ook wel gedaan. Loert hier al het gevaar van bureaucratisch/ representatieve onteigening va onze rechtstreekse invloed? Of noemen deze anarchisten gewoon ‘directe democratie’ wat Gelderloos liever ‘zelforganisatie’ noemt? In dat laatste geval – als ze er niet iets bedoelen met een centrale plek van waaruit over het geheel wordt beschikt, waar je toestemming met vragen om je ding te doen – dan is er volgens Gelderloos niet echt een probleem. Maar heel vaak betekent, óók als anarchisten de term ‘directe democratie’ hanteren, het toch nog net iets anders dan zelforganisatie; de deur naar ‘recuperatie’, naar een proces waarin de rechtstreekse zeggenschap naar boven toe verdwijnt en toch in handen van specialisten, bestuurders, regeerders komt, staat in dit concept toch open. Ik ben geneigd Gelderloos hierin gelijk te geven. Waarom zouden we als anarchist voor ons streven eenzelfde woord hanteren dat anderen hanteren voor iets dat zo nadrukkelijk niet ons streven is of hoort te zijn?

Iets anders – bedacht ik me – is, of je in het uitleggen van wat anarchisten bedoelen, niet de democratische pretenties van politici kunt uitspelen tegen de, zelfs in democratische termen gebrekkige, realiteit. Maar dan hebben we het over hoe we dingen uit kunnen leggen, niet over de kern van de zaak. Nog weer een ander, op de lezing en in de discussie niet besproken, punt is of, hoewel directe / echte democratie niet het streven van anarchisten dient te zijn, het wel een situatie is die beter is dan de huidige, en een context kan bieden voor verdere stappen richting anarchie (zoals de strijd tegen de functie va de centrale assemblee toch ook binnen de assembleestructuur gevoerd wrd; dat kun je in een gewoon parlement vergeten… Maar, ook als de directe democratie te verkiezen zou zijn boven representatieve, en boven openlijke dictatuur, dan nog raakt dat niet de kern die Gelderloos op het oog had en goed onder de aandacht bracht. Die kern is: vrijheid en zelforganisatie zijn iets wezenlijk anders dan zelfs de meest directe democratie. Het één is anarchie; het anders is nog altijd een regering-in-de-dop.

(1) Peter Gelderloos zal over hetzelfde onderwerp trouwens aanstaande zaterdag ook in Amsterdam spreken, in de Anarchistische Bibliotheek aldaar, 1e Schinkelstrat 14-16, om 17.00 – maar er staat “onder voorbehoud”, du even checken voor je gaat is handig…

(2) Hij heeft hier ook over geschreven: “The Lines of Conflict: Spanish Revolution at the Crossroads” , Counterpunch, 7 juni 2011. Daar is veel van wat hij afgelopen vanavond vertelde terug te vinden.

, ,

Comments are closed.