maandag 23 april 2012
Het gedoogkabinet Rutte is kapot, zo goed als opgeblazen door de springlading die het bij voorbaat in één van haar steunpilaren had aangebracht. Die springlading heet “gedoogconstructie”, en Wilders heeft die constructie gisteren doen exploderen. Dat deed hij weloverwogen, en met reden. Daarmee komt een eind aan een kabinet vervuld van misdadige voornemens, waarvan sommigen nu een leuke vertraging ‘dreigen’ op te lopen.. Er komt een eind aan de machtspositie van Wilders als schaduwpremier/ onderkoning, waarmee het politieke establishment extra doordrenkt raakte van fascistoïde voorkeuren en praktijken. De aftocht van die onderkoning is welkom, de opluchting vanwege de kabinetscrash terecht. Aanleiding, jazeker, voor een feestje zoals in Tilburg dan ook zal plaatsvinden. Maar terwijl we feesten en vrolijk zijn, kunnen we maar beter waakzaam blijven. Het bezuinigingsbeleid verliest even wat vaart, maar verdwijnt hierdoor niet. Wilders doet een stap terug maar maakt zich op voor nieuwe bewegingen naar macht en intimidatie. Het gevaar is niet geweken, voor doorgaand verzet en protest is juist nu alle aanleiding. Laten we op zijn minst de Eerste Mei – het Rondje Binnenhof in Den Haag, de demonstratie in Amsterdam – extra groot maken, extra levendig en extra fel.
Waarom barstte de gedoogcoalitie? Drie crises oefenden hun werking uit. Eentje op de lange termijn, van economische aard. Twee op kortere termijn, van beleidsmatige en politieke aard. Tezamen maakten ze de coalitie breekbaar. Een bescheiden ontploffinkje bleek toen voldoende. De economische crisis speelt een sleutelrol op termijn. Er is een recessie, er is een internationale financiële malaise – kredietcrisis, gemuteerd tot schuldencrisis. Uit ondernemersoogpunt noopt dit tot maatregelen om winsten ten koste van alles op peil te houden, concurrentieposities te waarborgen. Dus moest er zo min mogelijk geld van die winsten afgeroomd worden. Hoge belastingen waren onwelkom, forse staatsuitgaven evenzeer. Gepensioneerden en werklozen, studenten en arbeiders, mensen in huurwoningen en mensen in de sociale werkvoorziening, zij moesten maar bloeden. Niet de mensen in grote villa’s, niet de ondernemers.
Maar in de eerste fase van de kredietcrisis kwamen er juist extra staatsuitgaven. Banken “moesten” worden gered, ter waarde van vele miljarden. Terwijl de economische afname minder belastingopbrengst betekende, vergde de recessie juist extra uitgaven. – aan het redden van banken, aan het betalen van uitkeringen. Zo krijg je, net als in veel andere landen, gierende staatsschulden. Dat is op zich helemaal geen drama: vroeg of laat gaat een elke recessie weer over – tot aan de dag dat we het kapitalisme afschaffen tenminste. Meer activiteit betekent minder uitgaven aan uitkeringen en meer belastingopbrengsten. Zo slinkt die staatsschuld wel weer, weinig aan de hand derhalve. Alleen…
Alleen wordt Nederland niet bestuurd door door lieden die op deze manier redeneren, door onbaatzuchtige vakeconomen of zo, als die al bestaan. Dat zou overigens weer andere problemen opleveren, maar dat terzijde. Nederland wordt bestuurd met het oog op, het belang van de bezitters van Nederland, de ondernemersklasse. Het belang van ondernemers – de economische kern van de heersende klasse – is sowieso al bezuinigen. Recessie en staatsschuld verschaffen hen een extra argument om die erdoor te drukken ‘vanwege de staatsschuld’. Ondernemingsgerichte partijen dragen die logica uit. De noodzaak tot bezuinigingen, ingegeven door economisch belang van mensen met toch al te veel, wordt zo omgezet in neoliberaal dogma: ‘er moet bezuinigd, anders gaan we bankroet’. Dat neoliberale dogma kenmerkt regeringspartijen CDA en VVD. Het typeert ‘oppositiepartij’ D 66. Het beheerst het economische denken van PvdA en GroenLinks. Het domineert het economische denken – voor zover aanwezig – van de PVV. Het heeft een forse invloed binnen de SP. Allemaal aanvaarden ze de kapitalistische bezuinigingslogica. Allemaal identificeren ze zich met de ‘noodzaak om ‘onze staatsschuld’ zo snel mogelijk ‘op orde te brengen’.’ Er zijn verschillen inde wijze waarop en de mate waarin. Dat zijn echter verschillen bínnen de heersende doctrine.
Tegelijk groeit, precies vanwege recessie en bezuinigingen, bij brede lagen van de bevolking onvrede, ongenoegen, boosheid. Nu en dan komt die tot uiting. Bij boze kunstenaars en kunstgenieters, die bij tienduizenden tegelijk actie voerden. Bij studenten. Bij schoonmakers, die te horen kregen dat hun eisen onredelijk zouden zijn in crisistijd, terwijl ze dingen vroegen die veel andere beroepsgroepen allang hebben. De aso-prioriteiten achter het redden van banken terwijl scholen en ziekenhuizen mochten wegkwijnen, het incasseren van bonussen terwijl uitkeringen uitgehold werden en mensen links en rechts ontslagen werden, droegen – internationaal en ook in Nederland – bij aan de weerklank van het idee dat de één procent aan de top maar eens de wacht moest worden aangezet door de rest, de 99 procent. Occupy kreeg vleugels, en het eind van de grote vlucht die deze beweging nam, is gelukkig niet in zicht. Al met al kon bezuinigingsbeleid op brede weerzin en weerstand vanuit de maatschappij reken. Dat werkte door in de Haagse politiek,. Tot in de regering aan toe.
Die regering was wrakkig samengesteld. De twee regeringspartijen waren fanatiek neoliberaal. De VVD jaagt geen kiezers weg met bezuinigingen, integendeel, VVD-aanhangers vinden bezuinigingen práchtig. Voor een deel van de CDA-aanhang geldt dat minder, maar precies dat deel is allang weggelopen. De enkeling die nog op die partij stemt, verlaat de Titanic waarschijnlijk pas als ze een gouden handdruk van Maxime meekrijgen. Die partij kan dus naar hartenlust neoliberaal vandalisme bedrijven. Maar met de gedoogpartij lag dat anders. Precies dáár is de schakel die de economische crisis, de onvrede van velen, en de opstelling van de PVV verbindt. De PVV trekt namelijk twee soorten kiezers. Gegoede burgers, ondernemers, tamelijk tot zeer rijke mensen die op zoek zijn naar een ouderwetse VVD maar wat harder, nog wat rechtser enerzijds. Arme witte arbeiders, en middenstanders gepensioneerden en dergelijke in achterstandsbuurten anderzijds. Die vinden Wilders’ geschimp op ‘de islam’ prachtig, juichen zijn afkeer van ‘de linkse elites’ toe, en vinden bezuinigingen op ‘linkse hobby’s’ – subsidies voor kunstenaars, geld voor ontwikkelingshulp, natuurbeheer ten koste van landbouw – prima. Maar van veel andere bezuinigingen hebben ze last. Dat Wilders akkoord ging met verhoging van pensioenleeftijd om te mogen gedogen, was al pijnlijk. Het bezuinigingspakket waarover de afgelopen weken is gepraat, zou juist die mensen nog veel p[pijnlijker kunnen treffen. Vanwege dát deel van zijn achterban – waar Wilders een zeer aanzienlijk deel van zijn zetels aan dankt – waren er grenzen aan de mate waarin Wilders het bezuinigingsdogma ongebreideld door wilde drukken.
Dat die grenzen juist dit voorjaar bereikt werden, heeft meerdere redenen. De eerste is dat juist nu onderhandelingen over zo’n groot extra pakket op de agenda stonden. Eerdere steun aan bezuinigingsbeleid bracht hem nog niet ernstig in de problemen, maar het werd wel erg veel. Intussen werden krachten die de woede wegens bezuiniging verwoordden en er door groeiden sterker. De SP – die de handen vrij had om ouderwets tégen te stemmen, in tegenstelling tot Wilders in zijn gedoogrol – groeide. Occupy oefende grote invloed uit op de wijze waarop bezuinigingsbeleid weersproken werd, en trok het maatschappelijke debat een heel andere richting op dan waar Wilders het over wilde hebben. Waar Wilders in de oppositie er in slaagde om zich een centrale oppositierol toe te eigenen, lukte dat nu niet meer. Er waren kapers op de kust, en de PVV was geen oppositieclub meer. Er dreigde dus afkalving van kiezers die een betere buffer tegen bezuinigingen zochten dan de PVV bood. Met het nieuwe bezuinigingspakket naderde een soort Uur der Waarheid, wat dit betrof.
Hiermee komen we aan de tweede factor in de crisis: de toestanden binnen de PVV zelf. Als Wilders de bezuinigingen wel voor zijn rekening had genomen, zouden veel van zijn andere kiezers wel eens hebben kunnen weglopen. Zijn rijkere, meer VVD-achtige aanhang zou dan wel zijn overgebleven – maar die vormt niet de ruggengraat van de PVV zelf. Veel van de rijkere supporters – kiezers, maar ook Statenleden, parlementariërs en gemeenteraadsleden – steunden Wilders, ook in zijn grovere uitingen, aanvankelijk. Ze beseften dat juist die grofheid de partij groot had gemaakt. Ze dachten waarschijnlijk ook dat de scherpe kantjes er wel af zouden gaan mettertijd. Toen dat niet gebeurde – toen Wilders met Polenmeldpunt, kritiek op de koningin wegens kledij tijdens een staatsbezoek, kennelijke druk op gedeputeerden om een lunch van de Turkse president op bezoek in Limburg te boycotten – toen werd het dít slag PVV-ers te veel. Gedonder in de PVV in Drente, groot gedonder zelfs in Limburg. Aan de koningin kom je niet, gastvrijheid van bevriende staatshoofden schend je niet, en bovendien maak je met het wegblijven van als er hoog bezoek naar jouw provincie komt ook nog eens jouw provincie te schande. Zo redeneren dit soort verdwaalde VVD-ers dat kennelijk in Drenthe en Limburg provincies mee bestuurde. Vergelijkbaar redeneerde enigszins ook Brinkman die al eerder met Wilders brak. Hij ontdekte opeens ook dat een Polenmeldpunt geen goede PR gaf. Zijn idee van ‘democratisering’ van de PVV past hierbij ook. Dit type politici zag de PVV als een ‘gewone’ rechtse partij, en daar hoorde een ‘gewone’ partijstructuur – die het ook mogelijk zou maken Wilders een beetje te temmen – bij.
Deze VVD-achtige vleugel begon Wilders steeds meer voor de voeten te lopen. Dat had met de eerder genoemde factor – Wilders die kiezers kwijt dreigt te raken wegens bezuinigingen – samen. Gezapige rijke VVD-ers in villa’s vergaven Wilders zijn fascistische provocaties aanvankelijk: het leverde hem se\temmen, en daarmee zetels op. Toen dat succes begon te haperen, en toen de provocaties doorgingen, vonden ze het steeds minder leuk. Zij wilden een rechtsere soort VVD. Wilders, met de harde kern om hem heen, en een legioen van bizarre bloggers – wilden geen rechtsere VVD. Ze wilden een heel ánder soort rechts, rauwer in zijn racisme, harder in zijn oorlogstaal tegen links en in de anti-elite-demagogie. Ze willen – bewust of onbewust – een soort fascisme. Dat botste met die VVD-achtige vleugel die juist de laatste tijd assertiever werd. Zo bezien is de breuk tussen Wilders en het kabinet ook een product van een andere breuk: tussen ‘gewoon’ rechts en fascistisch rechts in de PVV. Hans Goslinga, in een mooie analyse in Trouw die me hielp in de richting van bovenstaande gedachtengang: “de kern van de zaak is naar mijn indruk dat de partij uiteen wordt getrokken door de persoonlijke, sterk anti-islam gekleurde agenda van Wilders en zijn rechterhand Martin Bosma, en het verlangen bij anderen naar partijvorming op democratische basis en bestuurlijke invloed. Het uittreden van hero Brinkmanuit de Tweede kamerfractie vorige maand was van dat conflict het logische gevolg.”
Dat werd geschreven vlak voor de ontknoping. We kennen de afloop: Wilders stapte op en verschaft daarmee juist die fascistische dynamiek meer ruimte. Zijn motivering is deels lachwekkend. Een voorbeeld was het opkomen voor “onze AOW -ers”, terwijl ouderen geraakt worden, maar niet veel harder dan andere groepen – mensen met een uitkering en mensen in overheidsdienst wiens inkomen bevroren dreigde te worden; studenten die een leenstelsel opgelegd kregen; heel veel mensen die een hogere BTW bij de kassa zouden merken, dag in dag uit. En de stoere taal tegen het “dictaat van Brussel”, de eis dat de staatsschuld onder de 3 procent moest komen omdat de EU dit eiste, was ook lachwekkend. Renée Oudshorn wees er al op dat Wilders in de Tweede Kamer een motie had ondersteund om die 3 procentnorm bindend op te leggen. Maar toen werd die norm nog vooral opgelegd aan Griekenland. Mensen dáár uitknijpen was één ding, maar toen iets soortgelijks dreigde in Nederland was er opeens sprake van een ‘Brussels dictaat’… In werkelijkheid is dat ‘Brussel’ niets anders dan iets dat regeringen zelf afspreken, en waarachter ze zich vervolgens verschuilen als ze iets impopulairs doen.
Maar de precieze argumentatie van Wilders – en de gaten erin – zijn niet de hoofdzaak nu. Wilders is opgestapt om zo de vrije hand weer terug te krijgen. Ik denk dat het niet adequaat is om hier vooral een gebrek aan durf om verantwoordelijkheid te nemen in te zien, zoals bijvoorbeeld Jeroen MIrck op Joop.nl doet. Het is een doordachte stap, op via een andere weg macht te herwinnen die hij nu even prijsgeeft. Hij hoopt klaarblijkelijk zijn tanende populariteit te kunnen herwinnen nu hij gene verantwoordelijkheid voor de komende bezuinigingen meer neemt. Tegelijk kan hij, nu hij zijn rol van medebestuurder prijsgeeft, allerlei remmingen die zijn provocatiestrategie indamden, ook overboord gooien. Diot is niet het werk van een “prutser” maar van een sluwe machtsstrateeg.
We kunnen er van uit gaan dast hij de komende tijd snoeihard campagne gaat voeren met een combinatie van sociale demagogie en nationalistische en racistische hatelijkheden. Daar heeft hij eerder mee gescoord, en het zou ontstellend naïef zijn om te denken dat hij die niet wederom met aanzienlijk resultaat zou kunnen doen. Het gevaar is dus bepaald niet geweken. Ja,Wilders’ wurggreep op de Haagse bestuursmacht is verslapt. Daar wint hij echter een rol als vuurspuwende draak mee terug. We bouwen een feestje wegens de val van Rutte-Verhagen-Wilders. Jazeker! Maar tegelijk zijn we op ons hoede, en gaan we gewoon een volgende ronde van verzet in.