dinsdag 10 april 2012
Scholen in Nederland zijn big business, en het probleem zit zowel in ‘big’ als in ‘business’. Grootschaligheid en commercie gaan hand in hand. Het onderwijs in Nederland is dan ook hard op weg een speeltuin te worden voor beleggers, voor ondernemers, voor geldwolven. Dat niet alleen, ook schoolbestuurders zelf behandelen de school waarover zij zeggenschap hebben, steeds meer als commerciële onderneming. Het is hoog tijd dat betrokkenen, werkelijk belanghebbenden bij onderwijs dat onderwijs zelf in handen nemen en uit handen rukken van degenen voor wie kinderen en ouders, docenten en ander personeel, een niet te vergeten de bevolking die de belastingen betaalt waar veel van het onderwijs uit gefinancierd wordt, als melkkoe behandelen.
Twee voorbeelden laten zien uit welke kwaadaardige hoek de wind in onderwijsland waait. Vanmiddag kwam in de Tweede Kamer het al dan niet toelaten van leerlingen tot het eindexamens aan de orde. Het blijkt dat scholen nu en dan leerlingen geen examen laten doen omdat ze te lagen cijfers halen en dus kansloos zouden zijn. In enkele gevallen zetten scholen leerlingen onder druk om een brief waarin ze daarmee akkoord gaan te tekenen. Dit soort dingen mogen wettelijk niet: een leerling mag alleen voor examen geweigerd worden “als er onregelmatigheden zijn gebeurd, zoals fraude of ernstige overtreding van schoolregels.” Maar wettelijk of niet, het gebeurt dus toch.
Motief: mensen met lage cijfers slagen waarschijnlijk niet. En hoe groter het relatieve aantal leerlingen dat zakt, hoe lager het slagingspercentage van de school. Scholen met lage slagingscijfers zijn dan weer minder aantrekkelijk voor ouders om hun kinderen naar toe te laten gaan, want succes op school is De Norm. En scholen staan onder concurrentiedruk om zoveel mogelijk leerlingen binnen te slepen. Lage slagingscijfers staan dat in de weg. Kortom: niet omdat het pedagogisch verkeerd is om voor het examen vrijwel kansloze leerlingen te weren – dat is maar de vraag – , maar omdat de school er bedrijfsmatig gezien last van heeft, worden kinderen geweerd van toegang tot examens waarop ze gewoon recht hebben. Bijkomend wrang punt: zo draaien leerlingen ook nog eens op voor gebrekkig onderwijs. Want wie zegt dat al die lage cijfers niet óók iets te maken kunnen hebben met te weinig aandacht voor specifieke leerlingen of o andere gebreken in het onderwijs dat de ‘slecht presterende’ leerling heeft ‘genoten’?
SP-Kamerlid Sharon Gesthuizen heeft vanmiddag a in het parlement gezegd dat hiertegen moet worden opgetreden. Minister Van Bijsterveldt heeft gezegd dat ze onderzoek zal doen of het weigeren van leerlingen voor examens op deze manier inderdaad voorkomt. “Zodra de namen bekend zijn van de scholen die hebben geweigerd leerlingen examens te laten afleggen, zal de minister hen daarop aanspreken.” De gevestigde politiek, inclusief de linkse variant daarvan, willen niet dan hun regels door scholen worden genegeerd. Maar de prikkel voor scholen om dit soort regels te negeren blijft bestaan. Die ligt in de inrichting van het hele ‘onderwijsveld’, om maar eens een gruwel-jargonterm te gebruiken. Het onderwijs is ingericht als markt, waarin gescoord moet worden door zo groot mogelijke aantallen leerlingen te werven, zodat de geldstromen richting onderwijsinstellingen blijven vloeien en bestuurders zichzelf rijkelijk met salarissen kunnen belonen. Het idee dat scholen plekken zijn waar zorgvuldig gewerkt wordt om kinderen ze goed mogelijk onderwijs te geven en zichzelf te ontplooien moet daarvoor wijken. Scholen zijn bedrijven, het enige wat m politici nog doen is de grens bewaken tussen legale en illegale bedrijfsvoering. Erg effectief is dat soort bewaking doorgaans niet, en dat zal hier ook wel gelden.
Het tweede voorbeeld van de business-dynamiek, en het soort rampen waar die toe leidt, wordt gevormd door het debacle rond de Amarantis-scholengroep. Dat is een instelling met maar liefst 55 scholen, waar 30.000 leerlingen zitten. En proces van fusie heeft dit gedrocht zo groot gemaakt . Maar in de jacht naar groot geld ging het verkeerd. Er ontstonden schulden, en vandaag bleek dat Amarantis zelfs heeft belegd in derivaten, in verzekeringen tegen oplopende rentes dus. Toen de rente echter daalde, werden deze verzekeringen minder waard. Een typisch geval van het soort riskante beleggingen waar we in de kredietcrisis zo veel van hebben gehoord, en die tot zulke wijdverbreide narigheid hebben geleid. Nu dreigt doodleuk een bankroet van de hele onderwijskolos. “Als de bank vandaag alle schulden opeist, is het afgelopen”, zegt interim-schoolbestuurder Marcel Wintels. Interim-bestuurder, inderdaad. De problemen hebben een aanloop. “Vlak na de fusie in 23007 van ROC ASA en de Interconfessionele Scholengroep Amsterdam (ISA) kwam bij de nieuwe onderwijsgroep Amarantis een tegenvaller van miljoenen euro’s aan het licht. Die klap kwam de organisatie nooit meer te boven. Het droeg bij aan grote organisatorische onrust waarin het een komen een gaan werd van bestuurders”, zo lezen we op een website van mensen die proberen te redden wat er te redden valt en een kleinschaliger MBO nastreven. Vandaar dus: interim-bestuurder, voor zo lang als het duurt.
Natuurlijk is de politiek geschokt. “Ongehoord”, noemde Van Bijsterveldt de riskante financieringswijze van Amarantis. “Ik heb in al mijn jaren in het onderwijs nog nooit zoiets meegemaakt.” Nee, dat zal wel niet. Het duurt even voordat consequenties van de verbouwing van scholen tot commercieel functionerende leerfabrieken zo dramatisch merkbaar worden. Het duurde ook even voordat het pushen van krakkemikkige risico-hypotheken hun fatale werking op beurzen, beleggers en bestuurders openbaarden. En ook toen riepen experts om het hardst hoe ongehoord het was, en dat ze zoiets nog niet eerder hadden meegemaakt.
Amarantis is nu op zoek naar geld. “Wintels wil de groep van 55 scholen (…) opsplitsen”, aldus de NRC in het eerder aangehaalde artikel. In dat ene zinnetje ligt het hele failliet van de grootschaligheidsmanie eigenlijk besloten: eerst fuseer je tot je totaal uit je krachten gegroeid bent. Dat gaat mis wegens bijbehorende financiële absurditeiten, en nu ga je… opsplitsen. Misschien was die grootschaligheid, dat eindeloze fuseren, toch niet zo’n héél briljant idee. Een terugkeer naar menselijke maatvoering is dan ook wel het allerminste dat nu nodig is. Aan zo’n terugkeer werkt het initiatief ‘Kleinschalig MBO’. Overzichtelijke scholen waarin leerlingen en leraren elkaar een beetje kennen, waarin je niet totaal verdwaalt in mensenzeeën en managementslagen opeengestapeld op managementlagen tot het verleden behoren, zijn een stap in de goede richting. Maar ook dan is financiering een probleem, en ook Kleinschalig MBO zoekt nu naar geldschieters. Tragiek is dat die slechts geld steken als ze daar brood in zien, en daarbij niet het onderwijs aan kinderen maar de rentabiliteit bovenaan zetten. Tragiek is ook dat daarvoor een onterecht begrip wordt getoond, ook in het initiatief Kleinschalig MBO.
Ik lees op de site van het initiatief bijvoorbeeld : “We onderzoeken momenteel hoeveel medewerkers bereid zijn een deel van hun arbeidstijd in te leveren.” En elders, in de omschrijving van het probleem: “De onderwijsgigant heeft enorme financiële problemen. Te veel personeel, te veel gebouwen, te grote staf.” Te grote staf – als daarmee management wordt bedoeld – geloof ik meteen, teveel gebouwen – en vast ook te dure gebouwen… – eveneens. Maar teveel personeel, teveel mensen die onderwijs geven en dat proces daadwerkelijk ondersteunen? Dat lijkt mij, juist als je erkent dat kleinschaligheid in onderwijs belangrijk is, niet juist. Meer docenten per aantal leerlingen is ongetwijfeld kostbaarder, maar tevens voor goed onderwijs beter. Nu de problemen op willen lossen door mensen minder uren te laten werken – en dus ook minder uren te hoeven betalen – is bovendien een poging de narigheid mede op te lossen over de ruggen van personeelsleden die part noch deel hebben aan de beleidskeuzes die de huidige ramp naderbij hebben gebracht.
Het initiatief Kleinschalig MBO verdient waardering en steun, de bereidheid van docenten om eventueel uren – en geld! – in te leveren, toont de betrokkenheid en opofferingsgezindheid van deze mensen aan. Maar precies die betrokkenheid en opofferingsgezindheid mogen niet de weg openen voor loondaling en personeelsvermindering. De zoektocht naar arbeidstijdverkorting vanwege kostenbesparing is precies een knieval voor rentabiliteit als criterium, een knieval die we beter achterwege kunnen laten. Deze opmerkingen zijn overigens bedoeld, niet als argument om het – waardevolle! – initiatief Kleinschalig MBO af te wijzen, maar als constructieve kritiek in een zoektocht naar iets beters dan de huidige wanstaltigheid.
Het afwijzen van kostenbesparing-door-personeelsdaling vereist een radicaal andere aanpak van het probleem dan het helpen zoeken naar financiers. Docenten, leerlingen, ouders en solidaire medemensen zouden kunnen zeggen: die school is van ons samen, wij maken er van nu af aan samen de dienst uit. Ze zouden de school gewoon kunnen bezetten. Ze zouden daaraan toe kunnen voegen: wij hebben de school niet in de schulden gestoken, dat hebben anderen gedaan. Wij gaan dus ook niet voor de schulden opdraaien.
Hoe dan aan geld te komen? Onderwijs is geen bedrijfstak maar een gemeenschapszaak. Geld om dat draaiende te houden, op verantwoorde manier en met goede arbeidsvoorwaarden, hoort door die gemeenschap, uit gemeenschapsmiddelen, beschikbaar gesteld te worden. Helaas gaat dit alles nog via een staat die zich het gemeenschapsgeld en de bijbehorende besluitvorming toegeëigend heeft. Zolang dat zo is, dient de staat uit belastinggeld het onderwijs, dus ook de kleinschalige scholen die hopelijk het vervolg van Amarantis gaan worden, betalen. Tegelijk dient de zeggenschap over het onderwijs, en dus over dat geld, in handen van de onderwijsgemeenschappen – docenten, leerlingen, ouders en andere betrokkenen samen – te komen, om er ook echt een gemeenschapsvoorziening- en geen bureaucratisch bestuurde staatsvoorziening – van te maken.
Niet slechts kleinschaligheid maar zelfbestuur, daar gaat het om. Maar allereerst moeten we een breuk forceren met de hele aanpak waar onderwijs bug business is, en waar het Amarantis-drama zo’n kwalijk maar ook zo’n leerzaam voorbeeld van zijn.