Verbreding, verdieping, verharding? Gedachten over migratiestrijd


zaterdag 25 mei 2013

Onderstaand artikel schreef ik voor het blad van de Buiten De Orde, jaargang 24, nummer 2, 2013, onlangs verschenen. Daar is het dus al te lezen. Buiten de Orde is het blad dat de Vrije Bond uitbrengt, een organisatie waar ik lid van ben. De versie hier kan op minieme punten afwijken van de gedrukte versie.

De strijd tegen migratiebeheersing staat afgelopen tijd fors in de belangstelling. Zestien maanden al zijn er herhaaldelijk actiekampen van vluchtelingen zondert verblijfspapieren geweest: in Ter Apel, Den Bosch, Amsterdam Osdorp, in Den Haag Koekamp. Daar zijn in Amsterdam de Vluchtkerk en in den Haag het Vluchthuis voortgekomen. Een reeks demonstraties culmineerden in een opvallend forse demonstratie in Amsterdam op 23 maart. Deze activiteiten hebben bijgedragen aan de aandacht die de onmenselijke behandeling van vluchtelingen krijgt, en ook enkele politici ertoe gebracht om een iets minder hardvochtige toon aan te slaan. Wijzigingen in het hardvochtige beleid zijn er niet door bereikt. In het onderstaande probeer ik handvaten te zoeken om zulke wijzigingen dichterbij te brengen.

Belang van kapitaal en staat

Daarvoor is om te beginnen inzicht nodig in de krachten waartegen vluchtelingen en solidariteitsactivisten staan. We hebben niet zomaar te maken met politici die een verkeerd beleid voeren dat omgebogen zou moeten worden, het probleem zit veel dieper. Er is sprake van systematische illegalisering van groepen migranten. Daar zit een economische logica achter: aldus rechteloos gemaakte mensen kunnen makkelijk monddood worden gehouden, zodat ze tegen schandelijk lage lonen lange werkdagen onder schrikbarende werkomstandigheden moeten verrichten voor ondernemers. Zo krijgen die beschikking over goedkope, rechteloos gemaakte arbeidskrachten. Voor specifieke groepen ondernemers is dan van groot belang: die zouden zonder geïllegaliseerde arbeiders om uit te buiten hun bedrijf niet winstgevend kunnen draaien. Maar ik denk niet dat het om takken van ondernemingen gaat die zó belangrijk zijn dat dit de illegalisering en onderdrukking op zichzelf kan verklaren. Hoogovens. Philips, Unilever, de NS en andere sleutelsectoren draaien niet op ongedocumenteerde arbeiders. Het slag ondernemers dat daar wel op draait – denk aan tuinbouw, maar ook persoonlijke dienstverlening oftewel huishoudelijk werk – is niet onbelangrijk. Maar ik geloof niet dat zij op zichzelf het beleid dicteren. Grote aantallen Oost-Europese arbeiders in bijvoorbeeld de bouw hebben puur economisch gezien waarschijnlijk een grotere rol. Maar deze arbeiders hebben veelal verblijfspapieren. Ze worden op allerlei manieren uitgebuit, en vergeleken met Nederlandse collega’s onderbetaald en zo meer. Maar hun status is een andere dan die van ongedocumenteerden. Nog anders is de positie van de klassieke migranten die in de jaren zestig en zeventig al gastarbeiders naar Nederland kwamen, en hun nageslacht. Zij vormen een groep arbeiders die met systematische onderdrukking te maken heeft, en ze vormen een groep zonder wie allerlei bedrijfstakken niet zouden functioneren. Maar het soort uitsluiting waarvan geïllegaliseerden het slachtoffer zijn is anders, specifieker. De drie categorieën samen – ‘gastarbeiders’ van destijds en hun nageslacht; Oost-Europese migrant-werkers momenteel; en geïllegaliseerde arbeiders door de jaren heen – samen een voor het kapitaal onmisbaar deel van de arbeidersbevolking vormen. Racisme legitimeert hun onderdrukking, en werkt daarmee hun onderbetaling en extra scherpe uitbuiting in de hand. Dat heeft een economische functie, maar die betreft dus niet uitsluitend geïllegaliseerden, een puur economische verklaring voor hun onderdrukking loopt hier spaak.

Een tweede rol van racisme is de verdeling tussen in-group en out-group die ermee wordt opgewekt. Je bent Nederlander, je hoort erbij; je bent ‘allochtoon’, ‘buitenlander’, ‘illegaal’, je hoort er niet bij, eigenlijk moet je weg maar als je keihard werkt mag je blijven – op onze voorwaarden. Dat idee. Zoiets verdeelt mensen aan de onderkant, verzwakt de solidariteit, ondermijnt onze verzetskracht die het van solidariteit moet hebben. Bovendien is wijzen op migranten als bron van weet ik wat voor narigheid – van criminaliteit tot en met de koude oostenwind in maart 2013 – een manier om de aandacht af te leiden van werkelijke oorzaken van echte problemen. Het feit bijvoorbeeld dat, heel voorspelbaar, het aantal inbraken oploopt nu de werkloosheid stijgt en mensen steeds moeilijker rond kunnen komen, kun je wegtoveren als je misdaad koppelt aan ‘buitenlanders’. De heisa die Wilders maakt over ‘islamisering’ heeft een soortgelijke rol als bliksemafleider. Op deze manier kun je als handig politicus bovendien een stevige machtspositie en carrière opbouwen.

Maar als deze dingen hebben niet specifiek met onderdrukking van mensen zonder verblijfspapieren te maken, en ook niet met het daaraan gerelateerde anti-vluchtelingenbeleid dat regering na regering voeren, daarin gesteund door alle partijen zonder uitzondering. Er is hier iets diepers aan de hand, waarvoor bijvoorbeeld Sjerp van Wouden -op wiens argumenten in “Wat is de logica achter het migratiebeleid” (1) ik hierboven indirect in ging – weinig oog heeft. Wat in het geding is, dat is de staat zelf, haar greep op het grondgebied en degenen die er wonen. De staat bepaalt wie er in mag en wie niet. Van Wouden noemt dat wel, via zijn beeldspraak over de “oude toegangspoort tot de stad”. Maar hij stapt er overheen om het over economische en ideologische factoren te hebben. In werkelijkheid raken we echter aan de kern van de staatsmacht: greep op grondgebied en bewoners. Het is een vitaal staatsbelang om de toegang te reguleren.

Er zijn dus discussies onder politici over verandering in aantallen mensen, categorieën mensen, die er wel, niet of mondjesmaat in mogen. Er kan gepraat worden over uitzonderingen op regels, over het strijken van handen over (doorgaans opmerkelijk afwezige) harten. Een ding staat echter niet ter discussie, is absoluut onbespreekbaar: het recht van staten om sowieso die beslissingen te nemen, mensen toe te laten, te weren, te selecteren. Criteria voor toelating en afwijzing hebben met economische en politieke motieven te maken. Maar het pure feit van toelating en afwijzing hoort tot de essentie van de staat zelf. Dat geldt voor het apparaat dat toelating afwijzing en controle regelt, razzia’s, opsluiting en deportatie van mensen uitvoert. Ongeacht hoe de staat dat apparaat wil inzetten, de staat heeft dat apparaat en die bevoegdheid net zo hard nodig als dat ze politie en leger nodig heeft. Zonder die bevoegdheden en dat apparaat wankelt de staatsmacht zélf.

Dit betekent dat vluchtelingen en solidariteitsactivisten van bijvoorbeeld het No Border Netwerk, Doorbraak en anderen, door hun stellingname altijd vierkant tegenover kapitaal maar vooral ook staat staan. Migratiestrijd heeft niet alleen aan antikapitalistische, maar boven alles een antiautoritaire dimensie. Dat heeft consequenties voor alle aspecten van de strijd, van de kleinste tot de grootste, van de vriendelijkste tot de hardste. Maar het noopt ons ook tot afwegingen en keuzes. Als we tegenover de meest fundamentele machtsstructuren staan, dan moeten er minstens zo fundamentele krachten in beweging komen om stappen in de richting van vrije migratie/ no borders te zetten. In het middelpunt staan nadrukkelijk degenen die het uitsluitings- en onderdrukkingsbeleid zelf te verduren hebben: vluchtelingen en geïllegaliseerden zelf. Hun actiekampen van de afgelopen maanden vormden dan ook een soort spil waarom de strijd draaide. Het pure feit dat ze zich staande houden, dat het domweg niet lukt ze te deporteren of weg te pesten, is al een soort overwinning, zoals Eric Krebbers terecht schrijft. (2)

Maar vluchtelingen en geïllegaliseerden kunnen het niet alleen, ook niet als ze versterking krijgen van vastberaden maar nog veel te kleine groepen solidariteitsactivisten. Zolang de meeste mensen de staats-greep op mensen en grenzen accepteren, zal er hoegenaamd niets veranderen. We zullen dus het draagvlak van het migratiebeleid moeten slopen met argumenten. Dat is de noodzaak van verbreding. We zullen goed beslagen ten ijs moeten komen. Dat impliceert de noodzaak tot verdieping. We zullen echter de instellingen die grenzen bewaken, mensen oppakken, opsluiten, deporteren, het hele onderdrukkingsapparaat, ook moeten dwarsbomen, niet slechts symbolisch en tijdelijk, maar daadwerkelijk en permanent. Dat betekent, jawel, verharding. Het lijkt een onmogelijke combinatie: doorgaans wordt immers verbreding als strijdig met verharding gezien, en andersom. Maar het is noodzakelijk en volgens mij ook mogelijk.

Verbreding zonder verwatering

Eerst de verbreding. Die wordt vaak gezien als samenwerking zoeken met bondgenoten, kerken, partijen, hulpverleningsgroepen, noem maar op. Het idee is dat die groepen media-toegang hebben, en vooral een achterban. Als die zich uitspreekt ontstaat de breedheid van oppositie die we nodig hebben. De vlieger gaat echter niet op, omdat op weg naar de breedheid de verwatering toeslaat. Om politici op het podium van een vluchtelingendemonstratie te krijgen, moet zo’n demonstratie er bijvoorbeeld toe overgaan de leus iets te matigen. “Stop elke deportatie en detentie, geen mens is illegaal” – een minimum-eis voor zo’n demonstratie – wordt door geen politicus onderschreven, want allemaal vinden ze dat in sommige gevallen – weinig en alleen als het echt niet anders kan, maar toch… – mensen moeten worden uitgezet oftewel gedeporteerd. Dus wordt de eis “Geen vluchtelingen op straat of in de cel” – waarbij de achterdeur open staat tot ‘vrijwillige’ terugkeer waarvoor geen detentie nodig is omdat mensen immers ‘meewerken’ en ambtenaren de boel in de gaten kunnen houden. De uitkomst is dat er inderdaad geen mensen op straat of in de cel zitten – maar dat er dus wél mensen, ‘vrijwillig’ maar onder zware druk staand – moeten vertrekken. Ik ken de details van de aanloop naar de demonstratie an 23 maart onvoldoende, maar ik heb de indruk dat precies dit verwateringsproces daar heeft plaatsgevonden. Zo konden politici de show stelen en kon GroenLinks haar ballonnen uitdelen – terwijl de fundamenten van het beleid nauwelijks werden aangeklaagd, laat staan aangetast.

De narigheid met deze verbreding is niet alleen de verwatering die er mee gepaard gaat, maar ook de overbodigheid ervan. Kijk naar de demonstratie van 23 maart. Op het podium de politici. Maar was hun aanwezigheid en rol doorslaggevend voor de 2500 mensen die er waren? Ik geloof er niets vat. Ik heb op internet oproep na oproep om te gaan langs zien komen van actiegroepen, anarchistische netwerken, voorstanders van een daadwerkelijk no-border-standpunt. Zij hebben een flink deel van de opkomst bepaald. Een ander wezenlijk deel: vluchtelingen zelf, via eigen netwerken op de been gekomen. GroenLinks leverde ballonnen. Maar hoeveel mensen zouden er niet zijn gekomen als GroenLinks als partij niet had meegedaan? Vijftien misschien? En hoeveel mensen zouden zich extra hebben ingezet als ze zich niet door de meegaandheid richting partijen gedemotiveerd hadden gevoeld? Ik denk dat sommige activisten de rol van partijen bij dit type mobilisaties verkeerd in schatten. Het voordeel dat ze qua opkomst opleveren wordt overschat, het nadeel dat ze inhoudelijk opleveren wordt zwaar onderschat – een nadeel dat de opkomst voor dit soort acties juist kan ondermijnen, want lang niet iedereen gaat staan koukleumen om politici ontwijkende praatjes te horen houden. En politici kunnen uit hoofde van hun beroep niet anders. Partijen zijn immers staatsdragende of potentieel staatsdragende organisaties. Ze kunnen eventueel voor ruimere toelatingscriteria voor vluchtelingen zijn, voor uitzonderingen op rigide regels. Maar het principe dat de staat bepaalt wie binnenkomt, wie blijft en wie gaat, kunnen ze nooit loslaten. Ze hebben die staatsbevoegdheid immers nodig als onontbeerlijk instrument.

Hoe verbreden we dan? We kunnen ons voordeel doen met ons verhaal dat door iedereen makkelijk te begrijpen is – makkelijker dan de mitsen en maren van progressieve politici. Ieder mens met een greintje meegevoel snapt dat je gezinnen met kinderen niet op straat gooit in kou of regen. Ieder mens snapt dat je kwetsbare mensen niet vastbindt, in vliegtuigen gooit om ze af te voeren naar een land waar ze niet willen wonen, omdat ze doodsbang zijn voor wat ze daar te wachten staat. Zoiets doen je domweg niet met kwetsbare mensen. Maar elk beleid dat mensen eventueel deporteert, draait onvermijdelijk uit op zulke onmenselijkheden. Wil je dat niet, dan moet je stoppen met deportatie en de hele aanloop ernaartoe schrappen. Simpele consistente humaniteit vergt het afwijzen van grenzen en migratiebeperkingen. Dat wordt nog ondersteund door het ook niet erg ingewikkelde argument: vrijheid van beweging. Jij wilt kunnen gaan, staan, wonen en leven waar je wilt. Dat is je fundamentele menselijke recht. Waarom zou dat dan ook niet gelden voor een gezin uit Afghanistan? Waar we menselijke waardigheid, en een gevoel van ‘zo ga je toch niet met mensen om?!’ naar voren halen, hebben de politici en beleidsmakers feitelijk geen verhaal meer. Dat Samson een potje tranen liet stromen bij een confrontatie met vluchtelingen is daarvan een teken. Hameren op de immoraliteit van het beleid, op de schending van een essentieel menselijk recht, is geen ingewikkeld verhaal. Het is uit te leggen aan vrijwel iedereen. En ja, soms werkt dat richting werkelijke verbreding. De mate waarin al rond Ter Apel vanuit Occupy-netwerken, vanuit dit gevoel van simpele humaniteit, hulp op gang kwam naar de diverse vluchtelingenkampen, is hiervan een teken. Verbreding gaat van mens tot mens, niet van actiecentrum naar partijkantoor.

Er is een goede ingang voor verbreding: campagnes die niet het beleid als zodanig maar bijvoorbeeld de dreigende uitzetting van een enkel gezin of persoon – de Angolese jongen Mauro bijvoorbeeld, in de herfst van 2011 – aanvechten. Daar liggen mogelijkheden van verbreiding van een steeds radicaler solidariteitsgeluid. Maar dat gaat niet vanzelf. Volgens mij moet er dan vasthoudend gehamerd worden op een paar zaken. De eerste is elementaire solidariteit: Mauro mag blijven, natuurlijk laten we niet toe dat hij – of wie dan ook – wordt uitgezet. Als Mauro blijft, is dat een succesje tegen het hele uitzettingsbeleid. Het schept precedenten: als Mauro mocht blijven waarom X dan niet? Het verzwakt de uitzettingstrend, al is het maar ietsjepietsje. Tweede punt is echter hoe we die solidariteit vormgeven: als protest tegen uitzetting, of als smeekbede of hij mag blijven? Doen we dat tweede, dan plaatsen we de verantwoordelijke politicus in een rol waarin hij goede sier kan maken. Die verleent een gunst, doet een weldaad, etcetera. Dat maakt diens legitimiteit groter, en geeft haar iof hem greep op deze en soortgelijke zaken. Dat is nadelig. Een protesthouding is veel beter: wij laten niet toe dat Mauro moet vertrekken, wij staan naast hem, en we willen de verantwoordelijke politicus ertoe bewegen dat die erin berust dat Mauro blijft. We willen zo’n politicus niet tot een weldaad bewegen; we willen hem of haar bakzeil laten halen door druk uit te oefenen, Lukt dat, dan blijft niet alleen degenen voor wie strijd wordt gevoerd, maar dan is ook de legitimiteit van de beleidsmakers een tikje verzwakt. Derde punt is het soort argumenten dat we inzetten. Wat gematigde weldoeners, kerkmensen en politici zullen benadrukken zijn dingen als: Mauro mag blijven want hij is zo goed geïntegreerd en spreekt goed Nederlands. Dat zijn argumenten die we zelf maar beter niet hanteren, en die tegenspraak verdienen. Ze maken verblijfsrecht immers afhankelijk van aanpassing, je moet eerst een stempel van nationale goedkeuring verdiend hebben om hier te mogen leven. Die logica versterkt het nationalisme en daarmee een houding waarmee het hele uitzettingsbeleid wordt gelegitimeerd. Mauro mocht wat mij betreft blijven, niet vanwege zijn vlekkeloze Nederlands en zijn voorbeeldige integratie, maar simpel omdat hij een mens was die een bestaan probeerde op te bouwen, en die je niet van zo’n bestaan mag beroven door hem bij zijn dierbaren weg te sleuren en hem een onzekere toekomst in te sturen. Je mag niet met mensen sollen, ongeacht welke taal ze wel en niet vloeiend spreken. Dat dient de houding te zijn. Menselijkheid en solidariteit, en dat is iets anders dan goedkeuring omdat iemand zo voorbeeldig aangepast is.

Wel ligt daar een dubbelzinnigheid. Als een politicus zegt: Mauro mag blijven want hij is zo geïntegreerd, dan remt hij onvoorwaardelijke solidariteit af en versterk een kwalijke integratiedwang. Die houding verdient afwijzing en kritiek. Als echter de buurvrouw van Mauro precies hetzelfde zegt, ligt het toch anders. Misschien stelde ze gisteren nog helemaal geen vragen bij de uitzetting van mensen van buitenlandse herkomst. Misschien is het haar eerste kritische stellingname rond dit soort zaken. Zij zet door voor Mauro op te komen, een hele welkome eerste stap vooruit. Dat ze daarbij nog volledig systeembevestigende argumenten hanteert, is begrijpelijk. Daar kun je – zorgvuldig en op vriendelijke toon – kritiek op hebben. Maar de buurvrouw verdient het als bondgenoot begroet te worden met wie je goede gesprekken hebt, waar de politicus die hetzelfde zegt een tegenstander is die Mauro gebruikt om het beleid een beetje op te leuken. De buurvrouw zet een stap vooruit. De politicus blokkeert een stap vooruit. Beiden verdienen een andere benadering. Het zijn dit soort dingen die steuncampagnes voor mensen die met uitzetting bedreigd worden terwijl ze vaak al jaren in Nederland wonen, tot een dubbel gevecht maken: er is het gevecht tegen de staat om uitzetting te voorkomen; er is tegelijk een strijd binnen zo’n campagne nodig voor een daadwerkelijk solidaire, niet systeembevestigende opstelling waarin een Mauro niet als rolmodel, maar gewoon als mens met rechten, wordt benaderd. Waar dat laatste lukt, kunnen echter juist dit soort steuncampagnes aanknopingspunten bieden om een radicaal solidariteitsgeluid – richting een no border opstelling – ver buiten de gangbare actienetwerken wortel te helpen schieten.

Verdieping is geen zeer ingewikkelde kwestie, ik wil er niet te lang bij stilstaan. Kennis van zaken is een wapen, en dat betreft zowel de werking van de opsluitings- en deportatiemachine, het aantal uitzettingen, de gevolgen als mensen zijn uitgezet, hoe vergaat het mensen na deportatie, de gevolgen van opsluiting, omstandigheden in detentie, ziekten, zelfmoorden. Het betreft inzicht in migratie, de economische rol van groepen migrantarbeiders, bedrijfstakken waar ze werken en dergelijke. Het betreft beleidsvoorbereiding in regeringskringen, nationaal en in internationaal verband. Het betreft informatie over verzet en solidariteit in andere landen en tijdvakken. Het gaat hier om informatie, het delen van informatie en het verspreiden van informatie zodat we die kunnen benutten. Zeker zo belangrijk is het trainen van onze argumenten in discussies – met medestanders, met tegenstanders maar vooral met die mensen die een stuk in onze richting willen, maar die best een zetje de goeie kant op mogen krijgen.

Voorbij de grenzen van de wet

Dan is er de broodnodige verharding. Dit wordt geen pleidooi voor reeksen van heftige acties, maar wel voor een bepaalde houding waarin ook zulke acties passen en verdedigd worden, ook door degenen die er om wat voor reden ook zelf niet toe overgaan en op specifieke acties best openlijk kritiek kunnen hebben. De machinerie van detentie en deportatie zal immers niet verdwijnen omdat we dat vriendelijk aan de politici vragen. De machinerie zal ook niet verdwijnen enkel en alleen omdat we de onmenselijkheid ervan, en van de logica erachter, aanklagen als zijnde crimineel. Dat laatste moet gebeuren, dag in dag uit. Maar de machine moet ook daadwerkelijk worden belemmerd, ontregeld en gesloopt. Of het nu gaat om politiebusjes die klaarstaan om mensen zonder papieren naar de grens bij Roosendaal te brengen, om prikkeldraad om detentiecentra, om kantoren van de ING… ik zie niet in waarom die objecten niet beschadigd mogen worden, als klein onderdeeltje en vingerwijzing naar grootschaliger afbraakwerkzaamheden. Gevangenissen voor vluchtelingen horen domweg niet te bestaan en verdienen daadwerkelijk destructie. Zo is er nog wel meer te bedenken. Bedrijven die winst maken door personeel voor vluchtelingenbewaking te leveren, of door vluchtelingenbajessen te helpen bouwen zijn legitiem doelwit van verzet.

Dat is allemaal illegaal. Het is niet mogelijk om binnen de wet de onderdrukking van mensen zonder papieren te verslaan, want de wet ondersteunt, bevestigt en verdedigt nu juist dit soort onderdrukking. Verzet heeft dan ook onvermijdelijk een wetsdoorbrekende dimensie. Een houding waarin de wet wordt getrotseerd, genegeerd en doorbroken is dan ook nodig, en het versterken van zo’n verzetshouding is onderdeel van de hele strijd. Dat maakt het belangrijk dat we blijven opkomen voor Joke Kaviaar tegen de pogingen om haar op te sluiten wegens ‘opruiing’ (3), wegens het doen van oproepen tot actief verzet tegen het migratiebeleid. Het gaat er daarbij niet om dat elke actievoerder zichzelf geroepen ziet allerlei heftige acties te voeren. De één doet dit, de ander doet dat. Belangrijk is de houding die er wordt verbreid: eentje van weerspannigheid tegen een zodanig onrecht dat ook vrij drastische actiemiddelen daartegen noodzakelijk en wenselijk zijn. Harde daden, maar vooral ook een hardere houding waarin zulke daden als legitiem deel van de strijd worden gezien. Een strijd die niet zal stoppen zolang er nog één mens in een vluchtelingenbajes wordt opgesloten of met deportatie bedreigd.

(1) Sjerp van Wouden, “De logica achter het migratiebeleid”, http://socialisme.nu/blog/nieuws/34283/wat-is-de-logica-achter-het-migratiebeleid/
(2) Eric Krebbers, “Lange neus naar het migratiebeleid”, http://www.doorbraak.eu/?p=12477
(3) Zie de website van de Steungroep 13 September, http://13-september.nl/

Peter Storm

,

  1. No comments yet.

Comments are closed.